DE VRIJE
ANARCHISTISCH MAANDBLAD NUMMER 5 1987
NAVAJO’S IN VERZET
Tegen Deportatie Naar Radioaktief Beloofd Land
English translation: click here
In De Vrije van augustus vorig jaar werd uitgebreid aandacht besteed aan de achtergronden van het deportatieplan voor een grote groep Navajo-Indianen die bovenop een miljardenschat aan delfstoffen leven. Dit plan betekent voor hen volkerenmoord. Sinds op 7 juli ’86 de verwachte oorlog tussen het amerikaanse leger en de onverzettelijke Indianen niet uitbrak is het in de pers stilgevalen rond Big Mountain. De auteur van dit artikel, die net terug is van enkele maanden op het reservaat, laat zien dat de schokkende gebeurtenissen daar echter doorgaan. Zo blijken de nieuwe thuislanden voor de Navajos zwaar radioaktief vervuild ten gevolge van een milieuramp.
Het warme zuidwesten van de Verenigde Staten maakt een expansieve groei door. De snel uitdijende steden in deze ‘Sunbelt’ met hun high-tech industrieën, militaire bedrijven en bases hebben behoefte aan goedkope stroom. De ontwikkelaars hebben hun oog laten vallen op een omvangrijk stuk indiaanse grond in het noordoosten van Arizona dat al sinds eeuwen door twee stammen, de Hopis en de Navajos, gemeenschappelijk wordt gebruikt. Midden in dit gebied, waarover iemand eens opmerkte dat je nergens zo ver van de Verenigde Staten kunt wegrijden terwijl je er toch inzit, ligt de voor Indianen heilige Big Mountain. Uit geologisch onderzoek in de jaren vijftig bleek dat Big Mountain torent op miljarden tonnen eenvoudig te winnen steenkool. De kolossale graafmachines kunnen echter pas hun gang gaan als de indiaanse bewoners vertrekken. Het gaat om zeer traditionele Indianen, die nog voor een groot deel volgens de oude kultuurgebruiken leven. ‘Wie verhuist, verdwijnt’, zeggen vooral de ouderen, die zich sterk met hun grond, moeder aarde verbonden voelen. Uit zichzelf gaan ze niet weg; een massale deportatie is dus nodig. Airconditioners tegenover weerspannige, achterlijke Indianen.
Als je de voorlichtingsdienst van het Bureau voor Indiaanse Zaken belt, of spreekt met een persvoorlichter van Peabody Coal Company, dan zul je heftige ontkenningen kunnen horen op de suggestie, dat de honger naar door kolenkrachtcentrales geproduceerde elektriciteit de achterliggende reden is, dat honderd Hopis en tienduizend Navajos hun grond moeten verlaten. Maar de betrokken Indianen weten wel beter. Een bijzonder ondoorzichtig netwerk dat zo langzamerhand de ‘mormoonse connectie’ is gaan heten, en waarin, naast op mormoonse kostscholen grootgebrachte Indianen, ook mormoonse advokaten, Congresleden en mijnbouwbedrijven een sleutelrol spelen, heeft een machtige bliksemafleider geconstrueerd. Door hun inspanningen is zowel het publiek als de amerikaanse regering gaan geloven, dat een verhuizing van zoveel Indianen nodig is om een stammenoorlog tussen Hopis en Navajos te voorkomen.
Een aantal tips uit het handboek voor moderne landroof. Schrap deportatie, en noem het ‘relocatie’: hervestiging, verhuizing. Verdoezel de werkelijke reden, maar schilder de Navajos af als bloeddorstige wilden die de vreedzame Hopis de grond in willen stampen. Ontken het verschil tussen verwesterde Indianen in de door de amerikaanse regering opgelegde stamraden, en de traditionele Indianen die niets met deze quasi-democratische bestuursvorm te maken willen hebben. Verdeel het gemeenschappelijk gebruikte gebied met een prikkeldraadhek in twee helften – één voor de Hopi- en één voor de Navajo-stamraad – zodat die in staat zijn de grond elk voor zich aan de mijnbouwmaatschappijen te verpachten. Maak dan de grond alvast zoveel mogelijk Indiaan-vrij door die Indianen die aan de verkeerde kant van het hek wonen, te dwingen naar elders te vertrekken. Stel een officiële relocatiecommissie in die het project zo humaan mogelijk moet gaan begeleiden. Verkondig overal in het rond dat de betrokken Indianen ruimschoots schadeloos zullen worden gesteld. Vertrouw erop dat een gedweëe pers het stammenoorlog verhaal herhaalt en verder geen vragen stelt. Aldus lijkt de mormoonse connectie alle troeven in handen te hebben voor en vlekkeloze verdwijntruc. Maar verloopt het in de praktijk even gladjes?
ALCOHOLISME EN ZELFMOORD
6 juli 1986 is de laatste dag, waarop de aan de verkeerde kant van het prikkeldraadhek wonende Indianen nog ‘vrijwillig’ kunnen vertrekken. Het gaat dan nog om duizenden overgebleven Navajos; alle honderd Hopis hebben het aan de Navajo stamraad toebedeelde gedeelte al verlaten. Veel mensen maken zich zorgen dat de Nationale Garde na deze ‘deadline’ de halsstarigen met geweld van hun grond zal jagen. En dat zou een bloedbad worden: honderden Navajos hebben laten weten nooit, maar dan ook nooit, te zullen vertrekken. Inmiddels is het steeds meer mensen duidelijk geworden, welk een desastreuze gevolgen de verhuizing tot dan toe heeft gehad. Een kwart van de mensen die zijn verhuisd, is reeds gestorven aan alcoholisme, zelfmoord en andere op de verhuizing terug te voeren oorzaken. De statistieken maken duidelijk, wat veel hypermobiele Amerikanen zich nauwelijks voor kunnen stellen: dat de verhuizing voor deze traditionele Indianen letterlijk de dood betekent. Waarschijnlijk vanwege de grote nationale en internationale aandacht die de zaak in de zomerdagen van 1986 begint te trekken – op het moment van het verstrijken van het ultimatum waren er drie buitenlandse filmploegen aanwezig – grijpt de Nationale Garde vooralsnog niet in.
Op dit moment, ruim een half jaar later, lijkt een groot deel van die aandacht te zijn weggeëbd. Alleen de directe dreiging van een confrontatie, zoals die de afgelopen zomer in de lucht hing, was interessant genoeg voor de media. Intussen is echter de verhuizingsoperatie langzaam maar zeker ononderbroken voortgegaan. En nog steeds weigeren honderden families de grond waar ze geboren zijn en waar hun navelstreng is begraven te verlaten. Men probeert het eerst via manipulatie en een uitputtingsslag. Uiteindelijk moet het Bureau voor Indiaanse Zaken (een onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken) met behulp van de sterke arm de wet kracht bijzetten en het mensentransport realiseren.
In de winter van het vorig jaar werd het ook het amerikaanse Congres duidelijk, dat er wat moest worden bijgevijld aan de verhuizingsoperatie. Veel van de Indianen die op dat moment al naar grensstadjes aan de rand van het reservaat waren verhuisd, waren hun huis inmiddels kwijtgeraakt aan frauduleuze onroerendgoed speculanten. Bovendien, zo oordeelde het Congres, schortte het nogal aan de opvang van de mensen. Er was ‘sociale begeleiding’ nodig en er zouden nieuwe huizen worden gebouwd om de Indianen dichter bij het Navajo reservaat te kunnen onderbrengen. Daartoe kocht het Bureau voor Indiaanse Zaken zo’n vijftienhonderd vierkante kilometer grond aan. Deze zogenaamde ‘New Lands’ grenzen ten zuidoosten aan het Navajo reservaat. Dit voorjaar zullen daar in drie maanden tijd geprefabriceerde huizen uit de grond worden gestampt. De commissie wil het tempo van de verhuizing op gaan voeren. Nu gaat dat, met ongeveer één familie per werkdag, veel te langzaam. Met die snelheid zijn de commissieleden allang gepensioneerd alvorens de verhuizing ooit zal zijn voltooid. Even wat getallen. Op het moment van het ultimatum in de zomer van 1986 is pas veertig procent van de ‘daarvoor in aanmerking komende’ families verhuisd, oftewel duizend van de 2600 families. In de rest van dat jaar komen daar nog ruim honderd bij. De relocatiecommissie gaat uit van een gemiddelde van 4,5 personen per gezin. In de woorden van de commissie zijn al deze mensen vrijwillig verhuisd. Deze ‘vrijwilligheid’ komt echter wel in een ander licht te staan als je bedenkt, dat als uitvloeisel van de verhuizingswet de betrokken indianen hun veestapels met negentig procent moesten inkrimpen, geen nieuwe onderkomens meer mochten bouwen en geen reparaties meer mochten uitvoeren aan reeds bestaande behuizing. Voeg daarbij, dat de wet al in 1974 werd aangenomen, plus het feit dat de Navajos voor hun levensonderhoud van de schapen afhankelijk zijn, en je weet dat één en ander niet bepaald in een ongedwongen sfeer is verlopen.
NOBODIES
Zoals gezegd zijn er enkele honderden families die zich nooit zullen laten wegintimideren. Eén van de weerbarstige Indianen, Pauline Whitesinger, is er achter gekomen dat haar naam buiten haar medeweten voorkomt op een lijst van mensen die een verhuispremie hebben aangevraagd. Door de overheid wordt de omvang van het probleem voortdurend gebagatelliseerd, alsof het om enkele verwante families op Big Mountain zou gaan en meer niet. De waarheid is, dat niemand echt goed zicht heeft op de hoeveelheid mensen die er nu nog, ondanks het verstrijken van het ultimatum, in het gebied verblijft. Grofweg zijn er de volgende groepen: allereerst de Navajos die publiekelijk kenbaar hebben gemaakt dat ze nooit zullen verhuizen, plus de mensen die zich ook tegen deportatie verzetten maar dat niet aan de grote klok hangen. Dan heb je de mensen die wel ‘willen’ verhuizen, maar waarvoor geen vervangende woonruimte beschikbaar is. Verder hebben veel Indianen hun oorspronkelijk huis verlaten en zijn aan het zwerven geslagen. En van degenen die zich hebben laten overreden blijkt inmiddels zo’n dertig procent onvindbaar: zij konden het in hun nieuwe situatie niet bolwerken. Tenslotte is er nog een groep met onbekende omvang van de ‘nobodies’: mensen die door de ambtenaren nog niet zijn neergepind en in geen enkele statistiek voorkomen. Het zal geen verwondering wekken, dat de Big Mountain steungroepen oproepen om niet mee te doen aan een stoelendans met de regering over wat nu precies het juiste aantal ‘resisters’ tegen de verhuizing is. Elk gezin, elk individu dat wordt gedeporteerd, is er één teveel.
Terug naar die ‘New Lands’, het Beloofde Land waarheen de exodus zou moeten leiden. De nieuw aangestelde ‘counselors’, een soort sociale raadsheren, moeten de mensen vriendelijk doch dwingend stimuleren om toch vooral maar te vertrekken. Bij de meest radicale Navajos durven ze zich nog niet te vertonen. Praktisch niemand wil naar de nieuwe thuislanden, ook al worden er lokkertjes uitgedeeld zoals het aanbod dat wie het eerst komt, de beste grond mag uitkiezen. De nieuwe woningen worden gebouwd in een soort Soweto-gettostijl, compleet tegengesteld aan de ruim verspreide woonvorm in traditionele ‘hogans’ (cirkelvormige houten huizen).
Er is nog een belangrijke extra reden om niet te verhuizen naar de New Lands. Een deel van de New Lands ligt namelijk in het stroomgebied van de Puerco rivier. In 1979 breekt een dam rond een modderpoel met ertsafval van een uraniummijn. Op dat moment vindt de grootste milieuramp plaats uit de geschiedenis van de Verenigde Staten. Radioaktief materiaal en zeer giftige zware metalen komen in grote hoeveelheden in de Rio Puerco terecht. Maar omdat het hier, in een afgelegen streek waar alleen Indianen wonen gebeurt, trekt het weinig aandacht. Na de dambreuk verschijnen er borden langs de Puerco dat het water voor zowel mens als dier onveilig is. In 1985 worden bij Chambers, een plaatsje dat zich midden in de New Lands bevindt, metingen in het rivierwater verricht. De gevonden 1500 picocurie (een stralingsmaat) per liter is vijftig keer zo veel als het officiëel maximaal toelaatbare. Van de eenenvijftig bronnen die op dit moment door gemeenschappen op of nabij de New Lands in gebruik zijn, tapt de helft water uit de onderstromen van de Rio Puerco. Het water uit deze bronnen is in vele gevallen radioaktief besmet.
MAC DOLLARS
Hoe staat de zaak er inmiddels politiek voor? In november 1986 zijn er in de Verenigde Staten senaatsverkiezingen. De Demokraten behalen de meerderheid en de kans dat in Washington alsnog de verhuizingswet wordt ingetrokken lijkt iets minder klein. Een belangrijke figurant in de hele verhuizingsoperatie, Barry Goldwater, verdwijnt van het toneel. Deze extreem-rechtse senator voor Arizona, die een jaar geleden nog aankondigde desnoods de Nationale Garde zelf een handje te komen helpen om de Navajos weg te krijgen, is met pensioen.
In diezelfde november maand zijn er ook verkiezingen op het Navajo reservaat. Jammer genoeg wordt, zij het met krappe meerderheid, Peter MacDonald tot stamraadsvoorzitter gekozen. Deze man, die al eerder in de jaren zeventig en begin januari 1980 voorzitter was, verwierf zich de bijnaam Peter Mc”Dollar”. Toen gold hij als de rijkste indiaan ter wereld, en waarschijnlijk is hij dat nog steeds. Gelokt door zijn attractieve voorwaarden hebben veel steenkool- en uraniummijnbouwbedrijven zich op het Navajo reservaat gevestigd. Zo hoeft de Peabody Coal Company bijvoorbeeld voor elke gedolven ton steenkool slechts vijftien dollarcent te betalen. Bij het sluiten van de overeenkomsten wist MacDonald het één en ander aan royalties en smeergeld in zijn zakken te steken. Het is bevreemdend, dat deze door en door corrupte figuur na een tussenpoos van vier jaar opnieuw is gekozen. Een faktor die daarbij zeker moet hebben meegespeeld, is het feit dat MacDonald een radicale anti-relocatie campagne voerde. Vele Navajos zijn de vruchteloze pogingen tot het zoeken van een haalbaar compromis door MacDonald voorganger, Peterson Zah, zat geworden.
Als een waar populistisch leider weet MacDonald veel beter de emoties te bespelen. Dat gaat in de trant van: wij Navajos zijn een trots volk. Wij laten ons niet door de Hopis de les lezen; niemand kan over ons lopen, etc. Het is duidelijk dat voor de geldgrage MacDonald de vijand niet in Washington, maar in het gebouw van de Hopi stamraad zit. En in dat gebouw is men uiteraard gelukkig met de nieuwe Navajo leider. De overwegend op mormoonse kostscholen grootgebrachte en eveneens op economische vooruitgang speculerende leden van de Hopi stamraad pakken de handschoen dankbaar op. Nu pas komt de ware aard van die agressieve Navajos naar boven, zeggen ze, de regering moet die lui wel verhuizen anders worden we, als numeriek veel kleiner volk, volledig onder de voet gelopen. Eens te meer blijkt het verschil tussen ‘traditionelen’ en ‘progressieven’. De vooruitgangsgezinde Indianen die na een lange carrière buiten de reservaten naar hun geboorteland terugkeren om, bijvoorbeeld als lid van de stamraden, hun geboortegrond uit te verkopen, zijn volledig vervreemd van de Indianen, die niets van deze inmenging van buitenaf willen weten.
Bij stamraadsverkiezingen op het Hopi reservaat komt maar een zeer kleine minderheid opdagen. De rest blijft uit protest thuis en doet niet mee aan het circus. Maar de op westerse leest geschoeide stamraad bepaalt vervolgens wel wat er op het reservaat gebeurt. Bij de Navajos gaat wel een meerderheid naar de stembus. Met gratis maaltijden lokken de politieke leiders de mensen naar verkiezingsbijeenkomsten. Veel Navajos laten hun stem bepalen door of ze al dan niet een binding hebben met de clan van degene die zich verkiesbaar stelt. MacDonald heeft wat dat betreft het grote voordeel dat hij, via zijn ouders, lid was van twee van de grootste clans op het Navajo reservaat.
FILIBUSTER TACTIEK
Bij die laatste verkiezingen is echter ook een lichtpuntje: Larry Anderson, lid van de Amerikaanse Indiaanse Beweging (AIM), wordt in de stamraad gekozen. Toen MacDonald eerder stamraadsvoorzitter was, heeft hij deze militante Indiaan een paar keer in de gevangenis gegooid. Onder andere gebeurde dat een keer, toen Anderson en andere AIM-leden de zwaar uitgebuite Indiaanse werkneemsters van een halfgeleidersfabriek van Fairchild te hulp kwamen en een gewapende bezettingsactie uitvoerden. De ironie van deze aktie was, dat de AIM naderhand veel steun van de Navajos heeft verloren, omdat het Fairchild te heet onder de voeten werd en zij uitweek naar de derde wereld. Een belangrijke werkverschaffer was hiermee weggevallen. Larry Anderson zal, desnoods met zijn leven, de mensen verdedigen die weigeren te verhuizen. De vraag is echter wel of hij nu juist in die stamraad zoveel kan bereiken. Hij heeft al aangekondigd er niet voor te schromen de tactiek van de ‘filibuster’ te gaan gebruiken. Dat wil zeggen dat de spreker in de raad over een onderwerp zo lang aan het woord blijft dat het nemen van een bepaald besluit onmogelijk wordt.
De komende maanden lijken, zowel voor de verhuizingsoperatie als voor het verzet daartegen, beslissend te gaan worden. De tactiek van de regering zou wel eens kunne zijn dat zij de verhuizing als ‘volbracht’ verklaart, zodra de getto’s op de New Lands zijn afgebouwd. Vervolgens zou ze verschillende Hopi ranchers die zich tegen de Navajos keren, kunnen stimuleren om met hun kudden de gebieden in te gaan waar zich nog recalcitrante Navajos bevinden, zoals bijvoorbeeld om en nabij Big Mountain. De onvermijdelijk daarop volgende spanningen zouden de Navajos onder nog meer druk zetten om hun grond te verlaten. En de vooruitgeschoven Hopis zouden kunnen verzoeken om bijstand van buiten. De kans op massale deportaties zonder dergelijke omwegen is, nu de constructie van nieuwe huizen op de New Lands bijna is voltooid, echter ook bepaald niet denkbeeldig.
DIRECTE ACTIES
In de eerste plaats proberen Big Mountain steungroepen het nieuw gekozen Congres te bewegen tot het intrekken van de verhuizingswet, of in ieder geval tot het afkondigen van een moratorium op verdere verhuizingen. Aldus zou er een mogelijkheid ontstaan voor de Hopi en Navajo Indianen om, liefst los van de stamraden, aan een vergelijk te werken. Want dat is, nadat zij jarenlang het slachtoffer zijn geweest van verdeel- en heerstactieken, hard nodig. Parallel aan deze lobby op Washington onderneemt men pogingen om de wet ongeldig te laten verklaren op grond van het feit dat zij inbreuk maakt op de religie van de traditionele Indianen. De vrijheid van godsdienst wordt gegarandeerd in het eerste amendement van de amerikaanse grondwet.
Radicalere groepen willen niet afwachten hoe met juridische steekspelen en lobby-campagnes de wet misschien ooit nog eens zal worden ingetrokken, zij pleiten ervoor, om met woord en daad zelf de wet ongedaan te maken. Enerzijds door het voeren van harde akties tegen de betrokken ondernemingen (zoals Peabody Coal, Bechtel Corporation, Boeing), anderzijds door de Indianen die op het land willen blijven daartoe de feitelijke mogelijkheden te geven. Dat kan bijvoorbeeld door met werkbrigades (door de verhuizingswet verboden) reparaties aan de hogans uit te voeren, of er nieuwe bij te bouwen. Een andere mogelijkheid is om van buitenaf schapen naar het gebied te brengen, die de plaats kunnen innemen van de in beslag genomen dieren. De steungroep in Berkeley organiseert een vorm van economische steunverlening, waarbij traditioneel geweven kleden eerst worden gekocht van de Navajos, om ze vervolgens tegen een eerlijke prijs weer door te verkopen. Met het aldus verdiende geld kunnen dan weer nieuwe kleden worden aangekocht.
Aan dit soort directe acties kleven echter ook grote nadelen. Het is bijvoorbeeld wel mooi om de huizen te repareren en nieuwe te bouwen, maar zullen de constructieploegen er ook als de betrokken indiaanse families later de patrouillerende politie op hun dak krijgen? En creëert de alternatieve ‘ideële import’ van wollen kleden niet een nieuwe afhankelijkheid, in de zin dat men gaat rekenen op een gegarandeerde afname, die misschien, na alle beroering, weer in elkaar duikelt? Door dit soort hulpverlening ontstaat bovendien al gauw onvrede op het reservaat in de trant van: het zijn altijd dezelfden die geholpen worden, of: er zal na verkoop wel het één en ander aan de strijkstok blijven hangen.
LAAGVLIEGENDE PILOTEN
Eens te meer blijkt uit dit soort vervelende kwesties, dat het om een indiaanse kultuur gaat, die volstrekt anders in elkaar zit dan de onze. De mensen van Big Mountain hebben nooit veel met geld, media, of simpelweg de aanwezigheid van solidaire blanken te maken gehad. Na alle bemoeienis van regeringsambtenaren, counselors, indiaanse politie, laag overvliegende straaljagerpiloten, antropologen, missionarissen, en nu dan een groep sympathiserende buitenstaanders, willen deze Indianen – zo lijkt het – eindelijk eens met rust gelaten worden.
Op verschillende vergaderingen hebben de ouderen van de Hopi- en Navajostammen te kennen gegeven: jullie zijn blanken, jullie spreken de Engelse taal. Die regering in Washington is ook blank. De wet die ze daar gemaakt hebben begrijpen we niet. Als jullie ons willen helpen, dan weten jullie het beste, hoe daar wat tegen te doen is. Een andere, niet noodzakelijk minder radicale strategie is dan ook om als steungroep zo min mogelijk aktiviteiten te ontplooien op het reservaat, maar juist alle aandacht te richten op de machtscentra, op duizenden kilometers afstand, waar over het lot van deze mensen wordt beschikt.
Jan